Er is een grote discussie over het belang van het testen van IgG bij voedselallergie. Het scepticisme ontstaat doordat de IgG-test gegeneraliseerd wordt waarbij er geen onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende typen IgG. IgG is onderverdeeld in 4 subklassen; IgG1, IgG2, IgG3 en IgG4.
Belangrijk is dat IgG1, 2 en 3 een ontstekingsreactie kunnen induceren doordat deze subtypen in staat zijn om pathogenen te opsoniseren en het immuunsysteem en complementair systeem te activeren (1). Opsoniseren is een proces waarbij het oppervlak van een lichaamsvreemde stof of pathogeen wordt aangepast waardoor het kan worden opgenomen door witte bloedcellen zoals macrofagen en neutrofielen. In tegenstelling tot IgG1-3 is IgG4 niet in staat om te opsoniseren en het complementair systeem te activeren. Het is wetenschappelijk bewezen dat IgG4 samenhangt met een klassieke type-I allergie veroorzaakt door IgE. IgG4 productie wordt gelinkt aan IL-10, een anti-inflammatoire cytokine, en samen zorgen zij ervoor dat de ontstekingsreactie veroorzaakt door IgE juist afneemt en dat er tolerantie ontstaat (bron 1, bron 2, bron 3). Het scepticisme over IgG-testen bij voedselallergieën is daarom terecht wanneer het gaat om IgG4-testen (bron 4).
Het is bij verschillende testaanbieders van voedselintolerantie en voedselallergie IgG testen soms niet volledig duidelijk welke type IgG er getest wordt. Met de ImuPro worden alle IgG subklassen (IgG1-4) getest. Het is wetenschappelijk bekend dat de concentraties IgG4 in het bloed vele malen lager zijn dan die van IgG1-3, daarom zijn 99% van de gemeten subklassen IgG bij ImuPro IgG1-3 (bron 5).